Orgel Christelijke Gereformeerde Maranathakerk Drogeham
Het orgel werd gebouwd door Fa. A. Nijsse & Zn. te Wolphaartsdijk, en werd op 4 maart 1994 in gebruik genomen. Het is een mechanisch sleeplade-instrument van 22 stemmen. In het instrument zijn onderdelen van het oude orgel verwerkt, nl. de 19e-eeuwse windlade die nu als windlade van het bovenwerk functioneert, en enkele registers pijpwerk.
Het orgel is boven de preekstoel geplaatst. Eigen gemeenteleden maakten de bouwkundige voorzieningen zoals de verbetering van de orgelgalerij, maar ook de voetlijst en de balustrades ter weerszijden van het orgel. Ook de aanpassing van het liturgisch centrum werd geheel in eigen beheer gedaan.
Een belangrijk aspect van de orgelkast is het snij- en steekwerk. Ook dit werd door eigen gemeenteleden gemaakt.
Het instrument heeft 2 klavieren die met de handen bespeeld worden, terwijl het voetklavier (pedaal) met de voeten bespeeld wordt. De handklavieren worden ook wel manualen genoemd.
Het orgel heeft 22 registers. Een register is een rij pijpen met dezelfde klankkleur. Voor elke toon van een register is er dus een afzonderlijke orgelpijp. Als je weet dat de handklavieren ieder 54 toetsen hebben en het pedaalklavier 30 toetsen, zou je kunnen uitrekenen dat het orgel 1092 pijpen moet hebben.
Het zijn er echter meer. Dat komt omdat enkele registers (de mixtuur en de cornet) meer pijpen per toon laten klinken. Aan de andere kant zijn bij sommige registers een aantal pijpen gecombineerd met een ander register. Het aantal pijpen van het orgel bedraagt ruim ca. 1.200 stuks.
De pijpen staan alle op een windlade. Hierin wordt door de windmotor lucht gepompt.
De registers worden bediend met de knoppen boven en naast de klavieren van het orgel. Als een registerknop opengetrokken wordt, ontstaat er een gaatje tussen de rij orgelpijpen die daar bij hoort en de windlade. Toch kan de wind dan nog niet bij de orgelpijp komen. Pas als er een toets van het klavier ingedrukt wordt ontstaat er nog een gaatje. De 2 gaatjes worden daardoor recht tegenover elkaar geschoven. De wind komt bij de orgelpijp en de toon klinkt!
Met elk afzonderlijk klavier kan een deel van het orgel bespeeld worden. We noemen dat een werk.
Met het onderste klavier bespelen we het hoofdwerk. Het hoofdwerk staat op de onderste lade. Hierop staan de pijpen beneden in het orgel. De pijpen die je aan de voorkant vanuit de kerk kunt zien noemen we de frontpijpen. Als je bij het klavier het register Prestant 8’opentrekt kun je deze laten klinken. Het woord Prestant is afgeleid van het Latijnse woord prestare. Dat betekent vooraan staan, vandaar deze naam.
De volgorde van de registers is hetzelfde als de volgorde van de pijpenrijen op de windlade.
De registerknop Prestant zit dus altijd aan de kant van de kerkruimte.
De toevoeging 8’ geeft de lengte van de grootste pijp van dit register aan, namelijk 8 voet. Aangezien de lengte van de pijpen tevens de toonhoogte bepaald, weet de organist dus aan de vermelding 8’ welke toonhoogte dit register heeft. Een register met 16’ klinkt 2 keer zo laag als een 8’, een register met 4’ 2 keer zo hoog, een register met 2’ weer 2 keer zo hoog als een 4’enzovoorts.
Met het bovenklavier bespelen we het bovenwerk. De pijpen van het bovenwerk staan op de bovenste windlade die geplaatst is halverwege de hoogte in het orgel.
De soorten pijpen bestaan uit een aantal “families”. De prestanten, fluiten, strijkers en tongwerken.
De prestanten zijn pijpen met een stevige belijnde klank. Deze registers vinden we met name op het hoofdwerk. Op het orgel in Drogeham zijn de prestantregisters de volgende:
Hoofdwerk: | Prestant 8’ | Octaaf 4’ | Octaaf 2 | Mixtuur 3-4 sterk |
Bovenwerk: | Prestant 4’ | |||
Pedaal: | Octaaf 4’ |
De fluiten zijn de pijpen met een zachtere, liefelijke klank. De klank klinkt wat doffer door het feit dat deze pijpen aan de bovenkant dicht gemaakt zijn. Hierdoor klinkt de pijp ook lager. Voor dezelfde toonhoogte is maar de helft van de lengte nodig. Vandaar ook dat we veel van deze registers op de bovenwerklade aantreffen, waar minder ruimte is.
In Drogeham zijn de fluitregisters de volgende:
Hoofdwerk: | Bourdon 16’ | Roerfluit 8’ | Fluit 4’ | Cornet 3-4 sterk | |
Bovenwerk: | Holpijp 8’ | Fluit Travers 4’ | Quintfluit 3’ | Woudfluit 2’ | Terts 1 3/5’ |
Pedaal: | Subbas 16’ | Open Fluit 8’ |
Het orgel heeft maar 2 strijkers: de Salicionaal 8’en de Viola da Gamba 8’ van het bovenwerk. Een strijker is zacht register met een strijkend geluid.
De tongwerken zijn volledig verschillend van de andere pijpen van het orgel. Bij de vorige genoemde pijpen wordt de toon geproduceerd door het ’snijden’ van de lucht als bij een blokfluit.
Bij tongwerken ontstaat de toon door het in trilling brengen van een tong, net als bij een harmoniumorgel. Dit geeft een volledig andere ’sonore’ krachtige klank.
In Drogeham zijn dat de Trompet 8’van het hoofdwerk, de Basson 16’ van het pedaal en de Dulciaan 8’ van het bovenwerk.
Tenslotte zijn er nog een aantal hulpregisters. Er zijn 3 koppels, waarmee je de verschillende klavieren aan elkaar kunt koppelen.
Hierdoor kunnen op het benedenklavier ook de pijpen van het bovenklavier meeklinken en kun je vanaf het pedaal ook alle registers laten klinken.
Een ander hulpregister is de tremulant. Dit register laat de tonen die tot klinken gebracht worden zweven..
Het orgel is met zijn 22 registers één van de grotere orgels in de regio. Hierdoor hebben de organisten de beschikking over vele verschillende mogelijke klankkleuren en voldoende volume om de gemeentezang te begeleiden.
Hiermee hebben zij de mogelijkheid de gemeentezang te leiden en te stimuleren, klagend en biddend in de boetepsalmen en juichend in de lofpsalmen, tot eer van de Heere.
Ik hoop dat u hiermee een indruk heeft gekregen hoe het orgel in elkaar zit. Mocht u vragen hebben, dan kunt u die altijd stellen aan één van de organisten.
Johan Renes, 22 december 2012
De dispositie is als volgt:
Hoofdwerk:
1. Prestant | 8’ | Geheel nieuw, deels in het front | Oude orgel |
2. Bourdon | 16’ | Bas ca. 1954, discant nieuw | |
3. Roerfluit | 8’ | Geheel nieuw | |
4. Octaaf | 4’ | Groot octaaf nieuw, rest 19e-eeuws | |
5. Fluit | 4’ | Gedekt, ca. 1954 | |
6. Octaaf | 2’ | 19e-eeuws | |
7. Cornet | 3 st. D | Geheel nieuw | |
8. Mixtuur | 3-4 st.2’ | 19e-eeuws | |
9. Trompet | 8’ | Geheel nieuw |
Bovenwerk:
1. Salicionaal | 8’ | Geheel nieuw en compleet vanaf C |
2. Viola da Gamba | 8’ | Groot octaaf gecomb. met Salicionaal 8’. Dit register is geschonken door de orgelbouwer |
3. Holpijp | 8’ | Ca. 1954 |
4. Prestant | 4’ | Groot octaaf nieuw, rest 19e-eeuws. Dit register is geschonken door een gemeentelid |
5. Fluit Travers | 4’ | Geheel nieuw, discant overblazend |
6. Quintfluit | 3’ | 19e-eeuws |
7. Woudfluit | 2’ | Geheel nieuw, conisch |
8. Terts | 1 3/5’ | Geheel nieuw, conisch, compleet vanaf C |
9. Dulciaan | 8’ | Geheel nieuw |
Pedaal:
1. Subbas | 16’ | Gedeeltelijk gecombineerd met Bourdon |
2. Open Fluit | 8’ | Geheel nieuw, hout |
3. Octaaf | 4’ | Geheel nieuw |
4. Basson | 16’ | Geheel nieuw |
Manualen C-f3, pedaal C-f1
Koppels: Manuaalkoppel, Pedaalkoppel hoofdwerk, Pedaalkoppel bovenwerk
Tremulant op het bovenwerk
Samenstelling van de vulstemmen:
Cornet: | c1 | 2 2/3’ | 2’ | 1 3/5’ | ||
Mixtuur: | C | 2’ | 1 1/3’ | 1’ | ||
c0 | 2 2/3’ | 2’ | 1 1/3’ | |||
c1 | 4’ | 2 2/3’ | 2’ | 1 1/3’ | ||
g2 | 5 1/3’ | 4’ | 2 2/3’ | 2’ |
Winddruk: 82 mm WK
Adviseur: Ing. Tjibbe Heidinga te Leeuwarden