‘Waar zijn dan de negen anderen?’ Lukas 17: 17b
De Heere Jezus is onderweg naar Jeruzalem. Hij reist dwars door Samaria en Galilea. Wanneer Hij een zeker dorp binnen wil gaan komen er tien melaatse mannen naar Hem toe. Voordat Jezus het dorp binnengaat moe-ten ze Hem tegenhouden. Anders is het te laat. Zij mogen namelijk het dorp niet in. Zij zijn onrein en hebben een plaats buiten de samenleving gekregen.
Ze blijven daarom op een afstand staan en verheffen hun stem en roepen; ‘Jezus, Meester, ontferm U over ons’. Het is een vraag om medelijden waarbij ze hopen dat Jezus hun lot aantrekt. Dat Hij hun lijden wil ver-zachten en wegnemen. Ontferm U over ons. En als Jezus hen ziet geeft Hij hen de opdracht om zich aan de priesters te tonen. Geen genezings-woorden, geen handoplegging, ze moeten Jezus woorden aannemen. Ge-lovig vertrouwen op wat Hij hen zegt en opdraagt.
Bijzonder is dat ze geen tegenvragen stellen. Ze vragen niet wat het nut ervan is. Ze doen wat Jezus van hen vraagt. Wij leven in een tijd,dat de vraag naar het waarom ergens van,steevast klinkt.Gods Woord wordt regelmatig in twijfel getrokken en wanneer de logica of het nut er niet van wordt ingezien wordt Zijn Woord verworpen of aan de kant geschoven. Deze tien melaatse mannen gaan, gehoorzaam aan de woorden van de Heere Jezus. En het gebeurde,terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd wer-den. Hun geloof en vertrouwen in Jezus’ woord wordt niet beschaamd. Alle tien worden ze genezen.
Ontbreekt het ons daar niet vaak aan? Het geloof en vertrouwen op Jezus’ Woord. Dat wanneer Hij zegt dat we moeten gaan dat we dat ook doen. Wie Jezus gelovig gehoorzaamt op Zijn Woord zal niet beschaamd uitko-men. Bij Hem is er genezing te vinden, vergeving van zonde en schuld.
Zijn Woord roept op tot bekering, tot navolging. Hij zegt; volg Mij! En toch gaan wij zovaak onze eigen wegen.
Wanneer één van de tien mannen ziet dat hij genezen is keert hij terug naar Jezus terwijl hij met luide stem God verheerlijkte. Hij wierp zich voor Jezus’ voeten ter aarde en dankte Hem. En dit was een Samaritaan. Ie-mand die, ook al was hij gezond er niet bij hoorde. De Samaritanen wer-den gezien als vijanden, zij dienden de HEERE niet zoals het hoorde. Dat juist hij terugkomt is hier heel treffend.Jezus vraagt hem of niet alle tien de mannen zijn genezen. Hij is maar al-leen teruggekomen. Waar zijn dan de negen anderen? Zijn er dan geen anderen gevonden die terugkeren om God de eer te geven dan deze vreemdeling en vijand? Wanneer we over dit gedeelte nadenken komt het wel heel dichtbij. Er wordt ons hier een spiegel voorgehouden. Misschien heeft u ook genezing ontvangen van de Heere, vergeving van zonden, heeft u ooit belijdenis afgelegd van uw geloof, weet u zich gered, een nieuwe mens.
Maar in de praktijk van elke dag gaat u gewoon door, heeft u de draad weer opgepakt zonder terug te keren naar Jezus. Zonder voor Hem te buigen en Hem te danken. Je zoekt Hem niet meer op. De Bijbel blijft gesloten, diensten en verenigingen worden niet meer bezocht. Dat is he-laas de harde realiteit die je veel tegenkomt. Waar zijn de anderen? Waar bent u en ben jij? Laten we die vraag vooral aan onszelf stellen. Bedenkend wat de Heere Jezus Christus voor ons heeft gedaan. Wat is daarop ons antwoord? Niet alleen in woorden maar ook in daden.
Jezus zei tegen de teruggekomen Samaritaan: Sta op en ga heen. Uw geloof heeft u behouden. Gelovig terugkeren naar de Heere Jezus, Hem danken en God loven. Geloven, daar komt het op aan in ons leven. Geloof dat ook zichtbaar wordt. Zichtbaar in waar we zijn en bij Wie we zijn. Alleen bij Christus Jezus is er zaligheid te vinden. Hij alleen redt. Blijf dan niet weg. Maar zoek Hem telkens weer op, God lovende en dankende om wat Hij voor u heeft gedaan.
Ds. M.J. van Keulen